-
1 mischen
mischen1 (ver)mengen, mixen♦voorbeelden:Wasser in den Wein mischen • wijn met water aanlengenGift ins Essen mischen • gif onder het eten mengen♦voorbeelden: -
2 bemühen
bemühen1 (de hulp) inroepen (van), inschakelen, in de arm nemen3 zich beroepen op, aanvoeren1 zijn best doen, moeite doen, zich inspannen3 trachten te bereiken, te winnen, te (ver)krijgen♦voorbeelden:1 bemühen Sie sich nicht! • doet u geen moeite!2 sie bemühte sich um den Patienten • zij zorgde, zette zich in voor de patiënt -
3 begeben
-
4 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
5 verfügen
verfügen2 beschikken ⇒ bezitten, tot zijn dienst hebben♦voorbeelden:1 bitte, verfügen Sie über mich! • ik sta geheel tot uw dienst!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beschikken ⇒ verordenen, bepalen♦voorbeelden: -
6 ansteuern
ansteuern♦voorbeelden: -
7 mengen
mengen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
8 aufmachen
aufmachenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Hand aufmachen • zijn hand (geopend) uitstekenmach die Ohren auf! • luister goed, let op!einen Bericht tendenziös aufmachen • in een verslag een tendentieuze voorstelling van zaken geven♦voorbeelden: -
9 Heimweg
Heimweg〈m.〉♦voorbeelden: -
10 den Heimweg antreten
-
11 heimbegeben
heimbegeben, sich -
12 hinaufbegeben
-
13 sich unter das Volk mischen
sich unter das Volk mischenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich unter das Volk mischen
См. также в других словарях:
Jan-Pieter Suremont — Pieter ou Pierre Jean ou Pierre Hans ou Jan Pieter Suremont, né à Anvers, le 29 janvier 1762, et mort dans cette ville, le, 8 mars 1831, est un compositeur et un musicologue flamand du Royaume des Pays Bas[1],[2] ayant des… … Wikipédia en Français
Pierre-Hans Suremont — Jan Pieter Suremont Pieter ou Pierre Jean ou Pierre Hans ou Jan Pieter Suremont (Anvers, 29 janvier 1762 – Anvers, 8 mars 1831) est un compositeur et un musicologue flamand du Royaume des Pays Bas[1],[2] ayant des « qualités esthétiques… … Wikipédia en Français
Pierre-Jean Suremont — Jan Pieter Suremont Pieter ou Pierre Jean ou Pierre Hans ou Jan Pieter Suremont (Anvers, 29 janvier 1762 – Anvers, 8 mars 1831) est un compositeur et un musicologue flamand du Royaume des Pays Bas[1],[2] ayant des « qualités esthétiques… … Wikipédia en Français
Pieter Suremont — Jan Pieter Suremont Pieter ou Pierre Jean ou Pierre Hans ou Jan Pieter Suremont (Anvers, 29 janvier 1762 – Anvers, 8 mars 1831) est un compositeur et un musicologue flamand du Royaume des Pays Bas[1],[2] ayant des « qualités esthétiques… … Wikipédia en Français
Suremont — Jan Pieter Suremont Pieter ou Pierre Jean ou Pierre Hans ou Jan Pieter Suremont (Anvers, 29 janvier 1762 – Anvers, 8 mars 1831) est un compositeur et un musicologue flamand du Royaume des Pays Bas[1],[2] ayant des « qualités esthétiques… … Wikipédia en Français
Joch — 1. Das Joch beuget den Halss. – Petri, II, 65. 2. Das Joch, dass die Kuh nit will, das wird auch das Kalb nit ziehen. – Lehmann, 169, 25. Wenn die Mutter nicht streng in Sitten ist, wird es auch die Tochter nicht sein wollen. 3. Ein glänzend Joch … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ros Beiaard — Ros Beiaard Données de base Pays … Wikipédia en Français
Nest — 1. Aigen nest helt wie ein mawer fest. – Gruter, I, 3; Petri, II, 161; Henisch, 829, 60; Latendorf II, 9; Simrock, 1913; Sailer, 72. 2. Am Nest sieht man schon, welche Art Vögel drin ist. – Blum, 481; Lange, 592; Eiselein, 621; Simrock, 7503;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon